Schamel valt het licht langs de kale ruimte,
alsof de zon zich schaamt voor zoveel droefenis.
Een kast, een bed, een stoel waar
nauwelijks op te zitten is en een tv -
daarmee schakelt hij de uren uit.
Gedachten schuifelen langs vergeelde muren.
Schichtig kijkt hij op bij elk gebaar.
Zijn ogen duiken onder in de leegte.
Zijn handen weren elk gevaar.
Hij wacht.
In de nacht telt hij de tijd,
totdat het licht zijn angst verspreidt
over de trage dag.
Soms kijkt hij mij aan.
Zoveel droefheid in een oogopslag
dat ik mij schaam. |