ASIELZOEKER

Je was van ver gekomen en in je ogen
raasde nog de zee en bergen kromden
zich en dalen, waarin het duister lag
verborgen en verhalen, die je als
opgekrulde woorden zweeg.

Je had de ramen dichtgedaan, nergens
was een deur. Je liep de ruimte leeg
alsof je op zoek en brak de stilte open
in een verlaten taal, die niemand kende.
Je wende niet.

Je werd een nummer op een stuk papier
en kruimelde de trage dagen bij elkaar.
In de nacht sprokkelde je hoop,
tot je moest gaan en je verdween.
Alleen je ogen bleven.

 

UITSLAG

Het waren niet de woorden die
de kamer binnen stapten met geweren,
het was niet het gewapende gezicht
met de peildiepe ogen, die gaatjes

prikten in mijn ziel, het waren niet
de cijfers die de tafel overvlogen
of de prognose die de horizon naar
beneden trok, als een rookgordijn.

het was de stilte die niet voorbij,
de overvolle ratelende stilte, die
met kille handen mij de adem nam,
terwijl de klok tikte alsof er niets.

De stilte die maar duurde en elke
gedachte naar binnen trok en liet
spartelen als vissen op het zand.
Stilte als een niemandsland.